Zebra’s komen in Zambia algemeen voor. Het betreft de ondersoort Grant’s zebra, die gekenmerkt wordt door vrij brede zwarte en witte strepen die doorlopen op de poten. In Namibië zagen wij eerder de Chapman’s zebra, een andere ondersoort van de gewone zebra, waar de poten bijna streeploos zijn en de zwarte strepen op het lijf worden afgewisseld met smallere grijsbruine strepen.
Elke zebra heeft een uniek streeppatroon, verondersteld wordt dat het een rol speelt bij de onderlinge herkenning. De strepen zijn een vorm van verdediging tegen roofdieren, niet zozeer als camouflage (door de strepen vallen ze juist beter op), maar wanneer de kudde zich bij gevaar verzamelt, kan een roofdier moeilijker een individuele zebra onderscheiden en bejagen.
Zebra’s slapen heel diep en zijn dan afhankelijk van het dier dat de wacht houdt. Maar wij zien meermalen dat ook overdag tijdens het grazen van de kudde een dier uitdrukkelijk de wacht houdt en ons niet uit het oog verliest.
Zowel in South Luangwa als in Mana Pools zien wij de zebra’s in kleine kuddes van zo’n 5 dieren. Het zijn steeds enkele merries met één of meer veulens, geleid door een dominante hengst.
Op foto 6 is te zien hoe ossepikkers de vacht van een jonge zebra ontdoen van insecten. De veulens beginnen al met 7 dagen te grazen, maar eerst eten ze een hapje van de mest van een ouder dier om zo de bacteriën binnen te krijgen die helpen bij het verteren van het gras.